Hoogtemetingen
Door de uitvoeren van hoogtemetingen kan het al dan niet ontstaan van zettingen worden aangetoond. Vóór aanvang van de hei-, graaf- of sloopwerkzaamheden worden bij belendende percelen hoogtebouten aangebracht en de 'nul-situatie' vastgelegd.
De waterpassingen worden uitgevoerd als zijnde een nauwkeurigheidswaterpassing, waarbij de nauwkeurigheid tot < 2 mm gegarandeerd kan worden. De waterpassingen worden uitgevoerd middels een digitaal waterpastoestel. De waterpassing wordt automatisch verricht met behulp van een baak die is voorzien van een barcode. Men hoeft niet handmatig een berekening uit te voeren. Het waterpasinstrument registreert de hoogte van de baak en de afstand tot de baak door middel van een druk op de knop waarbij tevens de hoogte van het aangemeten punt wordt berekend. Direct na de uitvoering van de waterpassing wordt de sluitfout gecontroleerd. Bij een onacceptabele sluitfout wordt de gehele waterpassing nogmaals uitgevoerd.
De resultaten van de waterpassing worden in een tabelvorm gepresenteerd.
Bij herhalingsmetingen kunnen de eventuele zettingen worden vastgesteld. Tijdens de bouw kunnnen, op basis van dergelijke metingen, wijzigingen in de uitvoeringsmethodiek worden voorgesteld. Door het uitvoeren van waterpassingen kan eveneens worden aangetoond dat er tijdens een bouwproces (of bouwfase) geen directe zettingen zijn opgetreden.
Het verdient de aanbeveling om de meetfrequentie, grenswaarden en communicatie vooraf in een monitoringsplan vast te stellen.